- A673 Het teken van Thomas Ab Klein Haneveld 01:19:16
Zoals veel gebeurtenissen in de Schrift had ook het aanvankelijke ongeloof van Thomas en diens aanvaarding van de Opstanding van de Heer een profetische functie. Slechts tien van de twaalf discipelen waren in de opperzaal toen de Heere Jezus daar verscheen en zij de Heilige Geest ontvingen. Thomas en Judas niet, als typen van de Joodse twee stammen. Die tien discipelen staan voor de tien stammen, waaruit de Gemeente voortkwam. Pas op de achtste dag, dus na de sabbat, kwam de Heer weer naar de opperzaal en toen riep Thomas ‘mijn Heere en mijn God’. Als het Joodse volk na de 70ste week van Daniël had hij gezien Wie doorstoken was. Juda zal eens belijden dat Jehovah, Wiens Naam nu door Joden niet genoemd mag worden, de Messias is. Nu bouwt Hij in het verborgene Zijn gemeente, die Hem niet ziet, maar toch liefheeft. Het licht ging uit bij de twee, maar op bij de tien stammen. Iedere gelovige is een ‘visser van mensen’ geworden, zoals de Heer dat eens tegen Zijn discipelen zei.
“In Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.”