- A529 Aanstelling tot Zoon Ab Klein Haneveld 01:20:11
Wiens zoon is hij? Die vraag van Saul over David wordt in het nieuwe testament herhaald met betrekking tot de Heere Jezus Christus. Saul wist wel dat Isaï de vader van David was, maar kennelijk ook iets niet over hem, te weten over de oorsprong van de hem gegeven kracht. Onder de wet, waarvan Saul een type is, krijgt men geen zuiver zicht op de Messias, Wiens troon nu in de hemel is en in de toekomst ook op aarde aanwezig zal zijn. Hij is als dé Zoon van David verwekt en als de Zoon van God opgewekt. Daarmee werd Hij de Erfgenaam van alles in de complete schepping. De Schepper maakte Hem ’tot Heere en Christus’, na Zijn vernedering in lijden en sterven. In Zijn opstanding liggen heden en verleden vast, door de uitverkoren Grondlegger van de nieuwe schepping. Van Hem getuigde David, toen hij profeteerde van zijn ultieme Zoon, die een eeuwig – ‘vast’ – koninkrijk zou bouwen. En nadat God in het verleden dikwijls door vele profeten had gesproken, doet hij dat nu door Hem.
“Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd.”